zondag 13 januari 2008

Gasteiz

"Pronto, uitstappen nu, help even mee lompe boer!" Ze schudt aan mijn schouder, ik val tegen haar borst aan, het heft van het mes schuurt aan mijn oor, koud staal. "Hè, laat me slapen," soezerig wrijf ik mijn hoofd over haar gespierde bovenarm. "Deruit!" Ze schreeuwt nu vlak bij mijn oor, een arm in mijn nek, een hand om mijn buik drukt op de ontgrendeling van de gordel. Een korte ruk en ik val op het asfalt. "Hmm dat ruikt lekker..." verder soezend denk ik aan een sigaret. Twee handen onder mijn oksels, ze sleurt me overeind. "Help mee of we gaan er allebei aan!" Ze sleept me naar de achterkant van de auto en laat me daar opeens los. De kracht vloeit langzaam uit haar armen. Op handen en voeten kruip ik naar de bumper van de auto en hijs mezelf omhoog. Trillend steun ik op de kofferbak, voorovergeleund, hijgend, mijn ogen halfgesloten van uitputting. Ze legt een arm op mijn schouder, "Zo gaat het niet, je moet mee, help me nou!" Slippende banden op het asfalt. Ik schrik op, en kijk om me heen. Twintig meter verderop een propellervliegtuig. Vlak erachter komt een zwarte sedan tot stilstand. De deur zwaait open. Een man in gevechtstenue stapt uit, komt op ons af. "Bonjour!" zegt ze terwijl ze even haar hand opsteekt. Samen slepen ze me naar het vliegtuig.

Voorin neemt de man plaats en begint de startprocedure. De vrouw stapt in naast mij, begint mij in de gordel in te snoeren, trekt de deur dicht en pakt een verbandtrommel van achter mijn stoel vandaan. Mijn mouw gaat omhoog, een tik op de binnenkant van mijn elleboog. Met één hand knijpt ze de ader in mijn bovenarm af, de spuit in haar andere hand. Tussen haar tanden trekt ze de beschermdop eraf, de naald omhoog gericht, een druppelig straaltje. Voor ik het door heb zit de naald erin en drukt ze de vloeistof langzaam mijn lijf in. Naald eruit, bovenarm los. Ik val achterover in mijn stoel, wacht op wat komen gaat. "Het zal zo beter gaan," vertrouwt ze me toe. "Allez!" schreeuwt ze naar voren. De motor is al op toeren, haar schreeuw overstemt het lawaai maar net. Het geluid van sirenes klinkt door onder het motorgeronk. "Fasten your belt!" De piloot draait zich naar haar om en knikt richting haar buik. Blauwe flitsen weerkaatsen van de wittte onderkant van de vleugel. Onwillekeurig schrik ik op. De vierpuntsgordel belet mij te bewegen. Ik grijp met mijn armen boven mij, paniek knalt door mijn lichaam. Ze grijpt mijn pols, een hand onder mijn kin. Ik kijk haar aan, ze maant me tot kalmte "rustig maar, het zal zo beter gaan!" Een geruststellende knik, een korte aai over mijn wang.

Schokkerig verlaat het toestel de parkeerzone. Het motorlawaai neemt toe, we rijden langzaam weg van de hangar naast ons, een open grasveld met daarnaast een weg, nog voor het hek. Opeens doemen de zwaailichten op naast het toestel. Er rijdt een politiewagen naast ons! Links van mij pak ik haar onderarm vast en zwaai die heftig op en neer. "Kijk, kijk!" wijs ik naar rechts. Ze buigt voorover, klapt met één beweging het raampje naar beneden. Het pistool is al in haar andere hand. Het eerste schot weerklinkt voor ik goed en wel achterover ben geleund. Kruitdamp in mijn gezicht. Ik hoest, draai mijn hoofd weg van het pistool. Nog een schot, "Merde!" schreeuwt ze. "Hijos de puta!" Het toestel draait weg van de politiewagen, we maken vaart richting de startbaan. Nog 50 meter tot het begin daarvan, nu recht voor ons. De politiewagen doet een uitval naar de voorkant van het toestel. We rijden minstens zestig nu. De piloot trekt de knuppel naar links, drukt heftig op de pedalen. We slippen half over het gras richting startbaan, de gordel trekt strak in mijn schouders wanneer we een kuil in het gras raken, het toestel hobbelt verder. De wagen volgt, ik kijk scherp over mijn rechterschouder nu, een pijnsteek gaat door mijn nek. Duizeligheid dwingt mij weer naar voren te kijken.

Op de startbaan geeft de piloot volgas. Hij stelt de flaps in, controleert zijn meters en richt dan zijn blik op de horizon. Een droge tik rechts van mij. Nog één. "Vite!" roept ze nu. "Ze schieten op ons!" We komen los van de grond, tien, twintig meter. Het toestel zwenkt naar links, ik kijk door het raampje en zie alleen nog maar lucht. Een blik de andere kant op, de vleugel scheert vlak over een boom. We klimmem traag, weg van de politiewagen, weg van het gevaar, we hebben het gehaald. Een zucht links van mij. Ze slaat me op de schouder, "We leven nog!" Een vette knipoog. Ik sla met mijn ene vuist in mijn andere hand. Een enorme woede steekt in mijn lijf op. "Wat is dit allemaal? Stom wijf!" Ze lacht me toe, "kalm maar Mateo, we gaan naar huis!" "Waar is dat dan?" vraag ik haar. Een rij witte tanden, ze kijkt me uitdagend aan. "Je weet het echt niet hè?" Haar gezicht vertrekt in een grimas, een bleekgrijze waas verspreidt zich vanuit haar neus over haar wangen. Ze hapt naar adem, haar hoofd klapt even voorover. Wanneer ze zich opricht staan haar ogen flets en afwezig. Ze verbijt haar pijn, de kaken strak op elkaar geklemd. Ik pak haar bovenarm en schud haar door elkaar. "Hé, gaat het wel?" Ze wijst op haar liesstreek, "Ik heb verzorging nodig, nu!".

Ze reikt me de verbanddoos die naast haar ligt. "Wat moet ik doen?" Ze drukt haar gordel los door op de knop op haar buik te duwen, drie gespen schieten weg. Haar wapenriem werpt ze op de grond. "Pak een verbandgaas en wat jodium, we doen hier een druk verband. Straks op de grond komt de rest." Onderwijl knoopt ze haar broek los, drukt haar billen omhoog door op haar schouders te steunen en wurmt de broek naar beneden. In de kleine ruimte weet ze verrassend snel te manoeuvreren. Naast sterk is ze heel lenig. Ik kijk naar haar bovenbeen. Vijf centimeter onder haar lies, richting de binnenkant van haar been zit een gat. Het bloed is dik en papperig. Half gestold. "Geef me de jodium." Ik reik haar het open flesje, scheutig spuit ze het spul op de wond. Een korte kreet. "Hier, doe maar weer dicht." "Het verband, snel nu!" Ik geef haar de rol met drukverband. "Nee het gaas! Eerst het gaas!" Ik scheur een verpakking van het gaas open. "Voorzichtig, niet met je handen aanzitten." Ze pakt het gaasje bij een puntje en legt het voorzichtig over de wond. "Okee, nu het verband." "Je hand er bovenop, hou het op z'n plek." "Help even, mijn been moet omhoog." Mijn linkerhand op het verband drukkend, ondersteun ik haar knie om haar bovenbeen op te tillen. Ze drukt zichzelf wat omhoog uit de stoel. Samen rollen we een eerste slag van het verband. "Nu moet jij het strak trekken en verder eromheen rollen. Zo strak als je kunt." "Ik heb dit nog nooit gedaan!" schreeuw ik haar toe. "Doe het nou maar! Watje!" Een grimas op haar gezicht, ze kijkt me bozig aan. Haar ogen flitsen even vuur, ze is nog lang niet onder zeil.

Waneer het verband strak om haar been zit trekt ze de trommel uit mijn handen. Haar broek hangt nog op haar knieen, ze rekt zich even uit, en gaapt. "Help me met mijn bovenarm, knoop mijn mouw los." "Tjee, ben ik nu opeens verpleegster?", "Doe 't! ", "Ja, baas..." Ik knoop haar mouw los en schuif 'm op tot aan haar schouder, de stof klemt strak om haar bicep, ik schrik van de omvang. "Hier de tourniquet, trek maar even strak." Ik breng 'm aan en trek 'm strak. Ze lacht om mijn onhandigheid. "Zeker ook de eerste keer?" Ze pakt een nieuwe spuit uit het doosje en inventariseert het restant. Zelfde procedure als net, dop tussen tanden, wat druppels in de lucht en dan in een vloeiende beweging de naald in de ader en de vloeistof erachteraan. De tourniquet gaat los, haar hoofd even achterover. Ze kijkt me aan, de ogen half gesloten: "Hou je nog van me, Mateo? Hou je nog van me? Ik zal het begrijpen als je me na vandaag eeuwig zal haten." Ik kijk haar met open ogen aan. Ik heb geen antwoord. Rusteloos denk ik na. Haar gezicht trekt in een pijnlijke grimas, ze drukt op haar bovenbeen. Ze slaat een keer met haar vuist op haar borstkas. "Aaahhh!" Ik grijp haar vast, mijn hand in haar nek, de ander op haar onderarm. Tranen in haar ogen. Troostend geef ik haar een kus op het voorhoofd. Schokkerig huilt ze met heel haar lichaam, ze kruipt tegen me aan, ze zoekt mijn bescherming voor haar vreselijke gedachten. De waarheid van haar daden dringt nu pas tot haar door. Mijn hand is op haar hoofd, ik streel haar tot kalmte. Snikkend komt ze tot rust. Ik kijk naar buiten, we verlaten net het vasteland, een grote blauwe vlakte ligt voor ons.

Geen opmerkingen: