donderdag 17 januari 2008

Dulcinea

Mijn gedachten zijn elders, bij een lichtblauwe bikini, bleke huid, donkere ogen. Mijzelf houd ik voor dat ik niet verliefd ben. In mijzelf gekeerd laat ik me door Emma over de dansvloer leiden. De muziek staat te hard om te praten. Bij elke draai raken haar krullen even mijn neus. Doe ze het erom? Ze ruikt lekker, als een lentebloesem. Haar geur haalt mij uit mijn overpeinzing. Na een volgende draai neem ik haar even in mijn armen, stuur haar in een draai door mijn rechterhand op te tillen. Ik geniet van dit moment. Emma is warm en dichtbij.

Over haar hoofd heen, neem ik de ruimte in mij op. Bij elke glimp van zwarte haren, bleke huid, pauzeer ik even. Steeds een kleine teleurstelling, zij is er niet, ik zie haar niet. Een duw tegen mijn schouder, "Hé, gezelligerd!" Emma schreeuwt zo hard ze kan in mijn oor. "Ik zei je toch dat ze er niet is, wat zit je nou te kijken? Ben ik niet mooi genoeg?" Bij die laatste zin een grote grijns op haar gezicht. Ze tart me. "Tuurlijk, je hebt gelijk, sorry!" antwoord ik ietwat afwezig. Ze duwt zicht tegen me aan, haar handen op mijn billen. Ze vrijt me op, haar hoofd tegen mijn borstkas. Haar haren kriebelen aan mijn kin. Even laat ik mijn gezicht in haar haardos verdwijnen. Met mijn handen draai ik haar hoofd omhoog, een kus op haar voorhoofd. Met grote ogen kijkt ze me aan, "wat doe je?" stamelt ze. Ik grijns en knik: "Ik vind je lief, meer niet." Ze wrikt haar hoofd los uit de grip van mijn handen in haar nek, en rent weg richting bar. Verbaasd blijf ik achter, bevreemd om mij heen kijkend. "Wat gebeurde er?" denk ik bij mijzelf.

Een hand klapt keihard op mijn schouder, in een reflex stap ik vooruit en draai mij om. Het grijnzende gezicht van David is vlakbij. "Nu al een blauwtje gelopen, Ootje?" Ik pak zijn bovenarm en roep in zijn oor: "Snap er niets van, vrouwen!" "Ach man, hier neem dit biertje van me, ter troost. zoveel vissen nog meer in de zee!" Ik schud mijn hoofd, wat is dit nou? En ik was helemaal niet uit op Emma. "Hé, ben je daar nou NIET verliefd op?" "Nee erger, dit is haar vriendin." "Huh?", doet David. "Ja, zij is er niet vanavond." "Hé Tejo, ik wil niks zeggen hoor, maar is deze dame niet een beetje, euhh, jong?" "Hoezo jong? Vind jij zeventien, jong?" "Zeventien???" hij begint te lachen, keihard: "Heeft ze je dat wijsgemaakt?" Hij schiet in een hoestbui van het lachen. Ik sla hem op zijn schouder. "Wat nou, klojo! Hoe oud denk jij dan dat ze is?" Hij kalmeert: "Tejootje, 't is dat je mijn vriend bent, maar anders zou ik je echt een pedo vinden. Die meid is nog geen vijftien man!" "Geloof ik niets van." breng ik tegen hem in. "Wat jij wil, veel plezier ermee dan!" Hij loopt weer terug naar de bar. Ik kijk hem na, Carmen zwaait naar me, ze glimlacht breeduit en steekt een duim op. Ik hef het biertje en playback: "Bedankt!"

Aan de rand van de dansvloer hang ik tegen een pilaar aan. Ik zak weg in mijn gedachten op de klanken van Joy Divisions 'Day of the lords'. "Where will it end", klinkt uit de boxen. De dansvloer loopt leeg. Er is even ruimte. "Maar Ana is toch een kop groter dan Emma", maalt het in mijn hoofd. "Die is echt wel zeventien!" Ik kijk naar de meisjes aan de rand van de dansvloer. Strakke t-shirts met felle kleuren, pronte borstjes, blote schouders. Korte rokjes, lange benen, gebruind. Pumps, in alle kleuren, breekbare enkeltjes. Hoe oud zijn die meiden eigenlijk? Ik staar naar gezichtjes, meisjes, zusjes, dochtertjes. Ik kom los van de pilaar, draai mijn rug naar dit kleuterklasje en loop naar de bar. "Eindelijk wakker?" verwelkomt David mij lachend, zijn arm gaat om mijn schouder. Van beide kanten krijg ik een kus op mijn wang: "Maar wij houden nog wel van je hoor, lieve Mateo!"

dinsdag 15 januari 2008

Dolorosa

"Oh Dulcinea, prinses, machthebster over dit geboeide hart! Groot onrecht hebt ge mij aangedaan door mij heen te zenden en te verwerpen, en met uw starre standvastigheid te bevelen niet meer voor uw schoon aangezicht te verschijnen. Moge het u toch behagen, señora, dit u verslaafde hart te gedenken, dat zoveel smarten lijdt om der wille van uw liefde." 1

De deur gaat open, David stapt binnen. "Hé professor, gaan we nog stappen?", ik draai op mijn zij, leg het boek naast het bed. "Kloppen we niet meer tegenwoordig? Waar zijn je manieren, David?" "Wat voor lectuur lees jij dan? Bang dat ik je met je broek op je enkels vindt met een uitklapposter in de ene hand, de andere aan je zelf slaande?" Het kussen raakt hem recht op zijn neus. "Lul die je bent!" "Ja, maar ga je nou nog mee of niet?" "Eerst scheren en douchen!" "Opschieten dan, de dame wacht niet graag." "t' Is jouw dame, dat regel jezelf maar." "Jaloers, Ootje?" "De naam is Mateo, als je dat niet spellen kunt dan schrijf ik het wel even voor je op, eikel!", "Tss, professortje is boos. Schiet nou maar op, ik heb dorst en zin in wijven. Om te kijken dan hé." "Ja ja, de boodschap is duidelijk".

Wanneer ik onder de douche sta, komt Carmen de badkamer in. "Goed als ik even het toilet gebruik, Tejootje?" Ik zwijg, ik geniet van het douchen en het idee dat zij hier aan de andere kant van het gordijn in haar blote kont zit. "Hé, waar is je tong gebleven?", "Tejoooo", "Tehejooooo". Ik lach, doe het gordijn even opzij en spat wat water in haar richting. "Hé, ik zit te plassen, da's gemeen!" "Zeur niet, trut". Een hand om het gordijn klapt keihard op mijn bil. "Au!" Ze lacht, hoog en schel. De deur gaat open: "We houden het toch wel in de familie hè!" Geluid van een tandenborstel, hard en snel over tanden schurend. "Waar gaan we naar toe?" ze scheurt wat pleepapier af en veegt zich droog. "De Dolorosa" zeg ik meteen. "Huhu, mene eeft een vokeu", "David haal die tandenborstel eens uit je muil", ze schuift het douchegordijn opzij en vervolgt: "En zet jij die kraan eens uit, voor wie moet je zo schoon ruiken, adonis?" "Dolorosa, dat is wel heel erg 'op zoek zijn', pedo!" en hij wijst met de tandenborstel in mijn richting. Carmen geeft me een handdoek van het stapeltje naast de wastafel, een bruine.

"Dus waar rijd ik heen?" vraagt David vanachter het stuur van 'Le Super Cinq'. Hij kijkt achterom naar Carmen, die knikt naar mij. Ik wacht even voordat ik zeg: "Moet ik het herhalen?" "Maar wat zoek je daar nou?" "Gewoon, ik wil wel weer een keer naar Dolorosa, noem het nostalgie." "Vraagje", klinkt het vanaf de achterbank. "Jahaa?" antwoord ik. "Heb je soms met iemand afgesproken, en mogen wij dat niet weten? Ik ben niet nieuwsgierig hoor." "Hé, vertel eens kerel", David mengt zich, "meisje ontmoet?". Ik bloos, "ja, euhh, hoe zeg ik dat, niet helemaal zeker maar mogelijk dat ze vanavond..." "Tejo is verliefd! Tejo is verliehiefd!" zingt ze nu vanaf de achterbank. "Hier rechts dan maar?" en hij gooit het stuur al om. "Hoe heet ze?" wil het aagje weten. "Ja, hé. Wacht eens even, wie zegt dat ik verliefd ben!" "Ontkennen helpt niet, hoor", ze gaat door met kwellen. "Okee dan, ik ben niet verliefd, maar er is wel iemand die ik mogelijk..." "Jahaaa, een bekentenis, we hebben een bekentenis!" "Guilty, your Ghonoroe!" en hij trapt het gas vol in om de BMW naast ons te fucken.

Met haar korte rokje loodst ze ons vlug langs de portiers. David betaalt de entree en fluistert in mijn oor: "Wij vermaken ons wel, zet 'm op kanjer!" De trappen af naar de dansvloer neem ik de ruimte in mij op. Links de bar en DJ, rechts een spiegelwand. Het plafond hoog, lampen in alle kleuren van de regenboog. Langs de muur aan de overkant gipsbeelden, en daarachter twee reusachtige Dolorosa's. Handen gevouwen, handen geheven. Ik scan de dansvloer. Is ze er? "Hé Mateo!", een schouderduw, een hand volgt. We groeten elkaar. "Jerome, vas bien?" "Ben jij niet te oud voor deze tent?" een brede grijns. "Opa! Moet jij nog niet naar bed?" Hij loopt door, richting bar. Op de dansvloer beweeg ik op het ritme van de muziek rond. Steeds maak ik een draai totdat ik alle gezichten gezien heb. Ze is er niet. Ik schrik op, een tik op mijn schouder. Opeens staat ze naast me, hand op mijn bovenarm. "Vermaak je je een beetje, Mateo?" Ze kent mijn naam nog. Haar krullen kriebelen mijn neus wanneer ik voorover naast haar oor buig. "Waar is Ana?" vraag ik oppervlakkig. "Niet hier," ze schreeuwt het in mijn oor. Ze draaien Roxanne, ik grijp haar armen en we dansen samen, Emma en ik. Ondertussen verbijt ik mijn teleurstelling.


1Cervantes Saavedra, Miguel de (1989, Nederlandse vertaling 10de druk), De geestrijke ridder Don Quichot van de Mancha. Amsterdam: Em. Querido's uitgeverij BV.

zondag 13 januari 2008

Gasteiz

"Pronto, uitstappen nu, help even mee lompe boer!" Ze schudt aan mijn schouder, ik val tegen haar borst aan, het heft van het mes schuurt aan mijn oor, koud staal. "Hè, laat me slapen," soezerig wrijf ik mijn hoofd over haar gespierde bovenarm. "Deruit!" Ze schreeuwt nu vlak bij mijn oor, een arm in mijn nek, een hand om mijn buik drukt op de ontgrendeling van de gordel. Een korte ruk en ik val op het asfalt. "Hmm dat ruikt lekker..." verder soezend denk ik aan een sigaret. Twee handen onder mijn oksels, ze sleurt me overeind. "Help mee of we gaan er allebei aan!" Ze sleept me naar de achterkant van de auto en laat me daar opeens los. De kracht vloeit langzaam uit haar armen. Op handen en voeten kruip ik naar de bumper van de auto en hijs mezelf omhoog. Trillend steun ik op de kofferbak, voorovergeleund, hijgend, mijn ogen halfgesloten van uitputting. Ze legt een arm op mijn schouder, "Zo gaat het niet, je moet mee, help me nou!" Slippende banden op het asfalt. Ik schrik op, en kijk om me heen. Twintig meter verderop een propellervliegtuig. Vlak erachter komt een zwarte sedan tot stilstand. De deur zwaait open. Een man in gevechtstenue stapt uit, komt op ons af. "Bonjour!" zegt ze terwijl ze even haar hand opsteekt. Samen slepen ze me naar het vliegtuig.

Voorin neemt de man plaats en begint de startprocedure. De vrouw stapt in naast mij, begint mij in de gordel in te snoeren, trekt de deur dicht en pakt een verbandtrommel van achter mijn stoel vandaan. Mijn mouw gaat omhoog, een tik op de binnenkant van mijn elleboog. Met één hand knijpt ze de ader in mijn bovenarm af, de spuit in haar andere hand. Tussen haar tanden trekt ze de beschermdop eraf, de naald omhoog gericht, een druppelig straaltje. Voor ik het door heb zit de naald erin en drukt ze de vloeistof langzaam mijn lijf in. Naald eruit, bovenarm los. Ik val achterover in mijn stoel, wacht op wat komen gaat. "Het zal zo beter gaan," vertrouwt ze me toe. "Allez!" schreeuwt ze naar voren. De motor is al op toeren, haar schreeuw overstemt het lawaai maar net. Het geluid van sirenes klinkt door onder het motorgeronk. "Fasten your belt!" De piloot draait zich naar haar om en knikt richting haar buik. Blauwe flitsen weerkaatsen van de wittte onderkant van de vleugel. Onwillekeurig schrik ik op. De vierpuntsgordel belet mij te bewegen. Ik grijp met mijn armen boven mij, paniek knalt door mijn lichaam. Ze grijpt mijn pols, een hand onder mijn kin. Ik kijk haar aan, ze maant me tot kalmte "rustig maar, het zal zo beter gaan!" Een geruststellende knik, een korte aai over mijn wang.

Schokkerig verlaat het toestel de parkeerzone. Het motorlawaai neemt toe, we rijden langzaam weg van de hangar naast ons, een open grasveld met daarnaast een weg, nog voor het hek. Opeens doemen de zwaailichten op naast het toestel. Er rijdt een politiewagen naast ons! Links van mij pak ik haar onderarm vast en zwaai die heftig op en neer. "Kijk, kijk!" wijs ik naar rechts. Ze buigt voorover, klapt met één beweging het raampje naar beneden. Het pistool is al in haar andere hand. Het eerste schot weerklinkt voor ik goed en wel achterover ben geleund. Kruitdamp in mijn gezicht. Ik hoest, draai mijn hoofd weg van het pistool. Nog een schot, "Merde!" schreeuwt ze. "Hijos de puta!" Het toestel draait weg van de politiewagen, we maken vaart richting de startbaan. Nog 50 meter tot het begin daarvan, nu recht voor ons. De politiewagen doet een uitval naar de voorkant van het toestel. We rijden minstens zestig nu. De piloot trekt de knuppel naar links, drukt heftig op de pedalen. We slippen half over het gras richting startbaan, de gordel trekt strak in mijn schouders wanneer we een kuil in het gras raken, het toestel hobbelt verder. De wagen volgt, ik kijk scherp over mijn rechterschouder nu, een pijnsteek gaat door mijn nek. Duizeligheid dwingt mij weer naar voren te kijken.

Op de startbaan geeft de piloot volgas. Hij stelt de flaps in, controleert zijn meters en richt dan zijn blik op de horizon. Een droge tik rechts van mij. Nog één. "Vite!" roept ze nu. "Ze schieten op ons!" We komen los van de grond, tien, twintig meter. Het toestel zwenkt naar links, ik kijk door het raampje en zie alleen nog maar lucht. Een blik de andere kant op, de vleugel scheert vlak over een boom. We klimmem traag, weg van de politiewagen, weg van het gevaar, we hebben het gehaald. Een zucht links van mij. Ze slaat me op de schouder, "We leven nog!" Een vette knipoog. Ik sla met mijn ene vuist in mijn andere hand. Een enorme woede steekt in mijn lijf op. "Wat is dit allemaal? Stom wijf!" Ze lacht me toe, "kalm maar Mateo, we gaan naar huis!" "Waar is dat dan?" vraag ik haar. Een rij witte tanden, ze kijkt me uitdagend aan. "Je weet het echt niet hè?" Haar gezicht vertrekt in een grimas, een bleekgrijze waas verspreidt zich vanuit haar neus over haar wangen. Ze hapt naar adem, haar hoofd klapt even voorover. Wanneer ze zich opricht staan haar ogen flets en afwezig. Ze verbijt haar pijn, de kaken strak op elkaar geklemd. Ik pak haar bovenarm en schud haar door elkaar. "Hé, gaat het wel?" Ze wijst op haar liesstreek, "Ik heb verzorging nodig, nu!".

Ze reikt me de verbanddoos die naast haar ligt. "Wat moet ik doen?" Ze drukt haar gordel los door op de knop op haar buik te duwen, drie gespen schieten weg. Haar wapenriem werpt ze op de grond. "Pak een verbandgaas en wat jodium, we doen hier een druk verband. Straks op de grond komt de rest." Onderwijl knoopt ze haar broek los, drukt haar billen omhoog door op haar schouders te steunen en wurmt de broek naar beneden. In de kleine ruimte weet ze verrassend snel te manoeuvreren. Naast sterk is ze heel lenig. Ik kijk naar haar bovenbeen. Vijf centimeter onder haar lies, richting de binnenkant van haar been zit een gat. Het bloed is dik en papperig. Half gestold. "Geef me de jodium." Ik reik haar het open flesje, scheutig spuit ze het spul op de wond. Een korte kreet. "Hier, doe maar weer dicht." "Het verband, snel nu!" Ik geef haar de rol met drukverband. "Nee het gaas! Eerst het gaas!" Ik scheur een verpakking van het gaas open. "Voorzichtig, niet met je handen aanzitten." Ze pakt het gaasje bij een puntje en legt het voorzichtig over de wond. "Okee, nu het verband." "Je hand er bovenop, hou het op z'n plek." "Help even, mijn been moet omhoog." Mijn linkerhand op het verband drukkend, ondersteun ik haar knie om haar bovenbeen op te tillen. Ze drukt zichzelf wat omhoog uit de stoel. Samen rollen we een eerste slag van het verband. "Nu moet jij het strak trekken en verder eromheen rollen. Zo strak als je kunt." "Ik heb dit nog nooit gedaan!" schreeuw ik haar toe. "Doe het nou maar! Watje!" Een grimas op haar gezicht, ze kijkt me bozig aan. Haar ogen flitsen even vuur, ze is nog lang niet onder zeil.

Waneer het verband strak om haar been zit trekt ze de trommel uit mijn handen. Haar broek hangt nog op haar knieen, ze rekt zich even uit, en gaapt. "Help me met mijn bovenarm, knoop mijn mouw los." "Tjee, ben ik nu opeens verpleegster?", "Doe 't! ", "Ja, baas..." Ik knoop haar mouw los en schuif 'm op tot aan haar schouder, de stof klemt strak om haar bicep, ik schrik van de omvang. "Hier de tourniquet, trek maar even strak." Ik breng 'm aan en trek 'm strak. Ze lacht om mijn onhandigheid. "Zeker ook de eerste keer?" Ze pakt een nieuwe spuit uit het doosje en inventariseert het restant. Zelfde procedure als net, dop tussen tanden, wat druppels in de lucht en dan in een vloeiende beweging de naald in de ader en de vloeistof erachteraan. De tourniquet gaat los, haar hoofd even achterover. Ze kijkt me aan, de ogen half gesloten: "Hou je nog van me, Mateo? Hou je nog van me? Ik zal het begrijpen als je me na vandaag eeuwig zal haten." Ik kijk haar met open ogen aan. Ik heb geen antwoord. Rusteloos denk ik na. Haar gezicht trekt in een pijnlijke grimas, ze drukt op haar bovenbeen. Ze slaat een keer met haar vuist op haar borstkas. "Aaahhh!" Ik grijp haar vast, mijn hand in haar nek, de ander op haar onderarm. Tranen in haar ogen. Troostend geef ik haar een kus op het voorhoofd. Schokkerig huilt ze met heel haar lichaam, ze kruipt tegen me aan, ze zoekt mijn bescherming voor haar vreselijke gedachten. De waarheid van haar daden dringt nu pas tot haar door. Mijn hand is op haar hoofd, ik streel haar tot kalmte. Snikkend komt ze tot rust. Ik kijk naar buiten, we verlaten net het vasteland, een grote blauwe vlakte ligt voor ons.

zaterdag 12 januari 2008

Ana

"... dat hem niets meer ontbrak dan een edele dame om zich op te verlieven; want dolend ridder zonder geliefde is als boom zonder blad en vruchten en als lichaam zonder ziel." 1

Loom sla ik de volgende bladzijde om, het verhaal kabbelt voort, ik soes een beetje weg. Het zand spat over het papier wanneer de bal vlak voor mij stuitert. Gelach, gegiechel, een paar meisjes die lol hebben met elkaar. Hun leeftijd kan ik niet helemaal raden, vijftien? Misschien zestien? Ze zijn mager, fris en wat jonger dan ik ben. Één ervan valt me meteen op, lichtblauwe bikini, bleke huid, donkere ogen. Ze lacht, maar beheerst. Alsof ze naast haar passen en de bewegingen van haar lichaam ook de trekken van haar gelaat regisseert. Ze heeft controle over al haar gedrag. En ook haar vriendinnen zijn in haar ban. Ze spelen zolang zij zich niet laat gelden, maar als ze zich opricht dan kijken ze allen naar haar. Traag pak ik de bal op. Berekend gooi ik de bal net naast haar. Ze bukt niet, ze reikt niet, ze staart me strak aan. Met haar ogen dwingt ze me naar de bal te kijken. Ze forceert mijn blik weg van haar lichaam, weg van haar lange haar, naast haar ranke benen, op de gele bal die aan haar voeten ligt. Mijn verzet is opvallend, ik staar eerst recht in haar ogen en laat dan mijn blik vallen op haar bescheiden decolleté. Het turkoois van haar topje wind me meer op dan de welving eronder die ik waarneem. Ze is jong en zedig, mijn blik gaat weer naar haar ogen.

Ze kijkt me nog dwingender aan dan net. Een vriendin komt aangelopen en wil de bal pakken. "Kom op Ana, we spelen verder, daar" en ze wijst naar de branding. Een hand gaat naar de bal. Maar zij trapt ertegen, "Nee, nog niet!", precies op mijn boek komt de bal tot stilstand. Hoofdschuddend draai ik mij om. Ze roept: "Hé!". Ik reageer niet, ik lach in mijzelf. Nog een keer: "Hé, meneertje!". Ik draai me om, wat een brutaaltje!. "Ja? Wat is er?". "Gooi die bal even hiernaartoe!". Ze kijkt nog steeds strak in mijn richting, staat op exact dezelfde plek als zonet. Weer til ik de bal in mijn hand. "Kom maar halen dan!". Een bliksemschicht uit haar gitzwarte ogen. Het blauw van haar bikini vervaagt. Even schrik ik, wat een kracht uit zo'n frêle lichaam. Ik sta op, de bal in mijn linkerhand. "Kom maar halen, jongedame...", ik daag haar uit door te glimlachen. Ze blijft waar ze is, beweegt niet. Ik buig mijn hoofd, heel even maar. Nu een glimp van een lach op haar lippen, heel kort, maar ik zag het. Ze geniet van haar macht, ze exploiteert haar omgeving met haar invloed. Weer maken we oogcontact, zij is nu zekerder dan hiervoor. Een stap, met de bal vooruit in mijn linkerhand stap ik op haar af. Meteen houd ik stil. Ze beweegt niet, geen millimeter voor of achteruit. Ze staat waar ze staat. Ik reik even met mijn linkerhand waar de bal in ligt en trek dan terug. Ik knik: "Wil je'm nog?". Ze draait zich om, zonder mij verder aan te kijken. Overdreven heupwiegend stapt ze naar haar handdoek en vleit zich op haar buik neer.

Een bos met krullen ontneemt me het zicht op Ana. "Geef maar hier die bal", zegt een van haar vriendinnen. Ik kijk iets naar beneden, een mollig meisje met een donker gebruinde huid staat voor me, donkerbruine ogen, zeker glimlachend, niet te overdreven. Ik lach terug: "is ze altijd zo, ... zo, ...", "uitdagend?" vraagt ze me. "Ja, misschien dat dat het woord is, uitdagend". "Tja, wat zal ik zeggen? Waarom vraag je het haar zelf niet? En mag ik nou de bal terug, meneertje?". Ze lacht voluit nu, totaal niet gegeneerd door de situatie. Ik draai mijn hand met de bal daarin om, knijp in de bal en houd hem zo gevangen tussen mijn vingers, ik ga zitten, de bal komt met een klap op het zand terecht, ik hou mijn hand er stevig bovenop. "Kom even zitten, praten we wat" dwing ik haar om hier te blijven. "Okee" en ze pakt een hoekje van mijn rietenmatje, schuift het wat verder van mij af en gaat zitten, benen gekruist, handen in elkaar gevouwen, polsen rustend op haar bovenbenen. "Hoe heet je?" ik steek mijn rechterhand uit. Ze kijkt naar de bal en schat de kans om 'm te pakken nu mijn aandacht bij mijn rechterhand is. Haar hand is bijna bij de bal wanneer ik mijn rechter terugtrek, de bal in beide handen voor me neem. Ik werp recht op haar buik, niet te hard maar stevig genoeg om haar even in elkaar te doen krimpen.

"Oef", buigt ze voorover, snel haar handen om de bal, ze wil opstaan, recht omhoog. Ze lacht me toe, ik pak haar pols: "Praat even met me, spelen kan zo ook nog wel!". Twijfel in haar ogen, een korte draai van haar hoofd achterover waar ze haar vriendinnen vermoedt. Die had ik net al in de richting van het kraampje zien lopen. Op een afstandje van vijfentwintig meter slaan ze het geheel gade, giechelend, wijzend en likkend aan waterijsjes. Ze kijkt me aan, "wat doe ik nu?" lees ik in haar ogen. Een zucht en haar buik ontspant, haar schouders zakken, haar armen losjes in het zand naast haar, de bal ligt in haar schoot. De vingers scheppen zand en laten het traag weer terugglijden, een primitieve zandloper, ze beidt wat tijd. Met een schuin oog kijkt ze me aan, "hoe heet jij eigenlijk?". Haar stem is zacht, lieflijk. "Mateo", en ik steek nogmaals mijn hand uit. Die blijft even doelloos tussen ons in zweven, waarna ze een slap handje in de mijne legt. "Emma".


1Miguel de Cervantes Saavedra (1989, Nederlandse vertaling 10de druk), De geestrijke ridder Don Quichot van de Mancha. Amsterdam: Em. Querido's uitgeverij BV.

woensdag 9 januari 2008

Luis

"Snel nu, opstaan!", ze grijpt me onder mijn oksel en zet me met één ruk op mijn voeten. Verdoofd en verward laat ik me gewillig in de richting van het keukentje duwen. "Door, loop door!", een por in mijn zij met het pistool, de vingers van haar gehandschoende linkerhand knijpen stevig in mijn bovenarm. "Verdomme man, we hebben geen uren de tijd, schiet op!". Gedwee versnel ik mijn pas, mijn gedachten verwaaien, ik zie vaag de kratten links van mij opdoemen, wijn, maar de naam van het domein krijg ik maar niet scherp op mijn netvlies. Ik moet het lezen, ik moet het weten. Ze duwt me de trap op, "naar boven, kom op nou, zometeen zijn ze hier". "He laat me even, ik kan niet meer" mompel ik, ik struikel, ik val voorover. Haar grip verstevigt, ze is sterk, beresterk. Een flard van een herinnering, het kamp in de bergen. Het eiland, kom op! De naam! Mijn geheugen werkt niet mee, ik wil slapen, ik ben vreselijk moe ineens.

Ze houdt stil, luistert. De druk in mijn bovenarm is opeens weg. Een hand aan haar oor. Even neem ik haar in me op, de lange zwarte haren in een staart, scherpe ogen onder strakzwarte wenkbrauwen een zilverblauwe gloed. Donker prikkende ogen, een sterke en smalle kaaklijn, een lichte haast witte huid en lippen die een scherpe streep trekken. Ze is niet groot, het jasje breed en stevig bij de schouders, haar borsten plat, net als haar buik die strak omsnoerd is met een army-belt. Ik tel zo vijf handgranaten, twee reserve patronen, daarnaast nog een mes. Uit haar bovenbeen net onder haar lies, aan de binnenkant een vochtige plek op haar zwarte broek. Het bloed gulpt er gestaag uit, dik en stollend. Opeens een brandend gevoel in mijn wang, "Kijk niet naar me!", ze snauwt, ik zak in elkaar op de vloer. Mijn hoofd tegen de wijnkratten. Één tel ben ik weg, open mijn ogen en lees, een automatisme: "Rioja Alavesa". Een ruk aan mijn oor, "meekomen, nu!". In de verte geblaf van een hond.

De klap heeft mij wakker geschud, ik ben helder. Een laatste duw en ik snel voor haar uit de trap op, mijn volle gewicht beukt tegen de deur terwijl ik de klink probeer te grijpen. Mis, het hout kraakt, naast mij de bebloede laars die vol uithaalt naar het slot, een krachtige trap, de deurpost scheurt los van de muur, ik val voorover terwijl de deur verder openzwaait. In het volle zonlicht val ik op de klinkers, een trap in mijn zij, een schreeuw, "kijk uit!" Een boodschappentas op mijn rug, drie sinaasappels rollen over het trottoir. De hand in mijn nek, weer word ik omhoog getrokken, ik draai me om, ze gebaart, "die blauwe mercedes, hier de sleutels, jij rijdt, snel nu!". Ik stap vooruit, nog steeds ben ik in haar macht, ik weet niet wat er gebeurt, ik volg. We rennen naar de bestofte auto, in de straat draaien mensen zich om. Ze trekt het wapen weer tussen riem en jas vandaan, ze richt, mensen duiken weg. Haar hand gaat omhoog, een schot in de lucht. Ik zit al achter het stuur en start, ze opent het portier stapt met de linkervoet in en roept: "Vamos!", ik schakel in, de motor draait hoog in toeren, de koppeling schiet onder mijn voet vandaan, de auto komt met een schok in beweging, ze klapt half aan het portier hangend naar binnen.

"Hier meteen links, niet remmen, niet omkijken!", "Ja al goed, doe je gordel om!". Met een paar stevige rukken aan het stuur ontwijk ik de geparkeerde auto rechts, ik schakel, twee, drie. Ze rommelt aan de veiligheidsriem, maar krijgt hem niet vastgeklikt, "ach stik toch". We rijden op hoge snelheid door het smalle straatje, de berg af richting de rivier. "Aan het einde linksaf, de grote weg, rij naar het vliegveld". Ze kijkt een keer om, "We zijn net op tijd, rijd door, onze voorsprong is maar mager." "Wie ben je" vraag ik wanneer we op de grote weg naar de hoofdstad zitten, ingevoegd tussen het andere verkeer. "Huh? Vraag jij dat nu aan mij?", "Ja, wie ben je en waarom schoot je hem neer?". De kolf van het pistool mist op een haar na mijn slaap. Ze slaat met de andere vuist op het dashboard, bloed spat uit haar pink, net naast de nagel. "Verdomme, jij vraagt mij wie ik ben?". "Zoek het uit stomme lul". Met mijn volle gewicht trap ik op de rem, de wagen slipt, achter mij wijkt een renault 5 naar rechts, richting rivier. Mijn passagier klapt met haar voorhoofd tegen de voorruit. Ik schakel terug en geef nu volgas. Ze klapt achterover in haar stoel. Ik stuur de stoep op en rem meteen nog een keer voluit, vlak voor een bankje komen we tot stilstand.

Er stroomt nu ook bloed uit haar neus en de hoek van haar mond. "Hahaha", lach ik wat zuur. "Stoere meid, wat nu?". "Leg me eerst maar eens uit wat ik hier doe en wie je bent". Ik pak haar staart vast, een scherpe pijn in mijn onderarm, een straal bloed op het lichtbruine leer onder mij. Een flikkering van zonlicht op het lemmet. Haar duim en wijsvinger omklemmen mijn strot, het mes is vervaarlijk dichtbij mijn oog. "Geen geintjes meer nu, naar het vliegveld", "Het Vliegveld! Pronto!". Het mes gaat terug in de riem, het pistool weer in haar hand. Ze controleert het magazijn, het is vol. Ik kijk nog een keer naar rechts en geef mijn verzet dan op. Ik schakel in de één en rijd zonder omkijken de stoep af, een vrachtwagen wijkt uit en slingert half over de andere baan voor mij weg. De BMW die volgt raakt onze auto vol in de flank, ik word opgetild, de Mercedes draait langzaam om de as. We staan stil, dwars op de weg. "Gas!", ze duwt haar voet op de mijne, slaat mij op mijn voorhoofd, ik knikkebol voorover, mijn voet laat de koppeling gaan, ze trekt het stuur vol naar rechts, we slippen tussen het verkeer door. Ik voel dat ze half over me heen buigt, zonder te koppelen schakelt ze met haar linkerhand op terwijl haar rechter het stuur vasthoudt, de versnellingspook tussen haar benen, linkervoet op het gas. Versuft kijk ik in de buitenspiegel, blauwe zwaailichten dwingen het tegemoetkomende verkeer aan de kant. Wie is deze dame? Waar heb ik haar eerder gezien? Ik verlies langzaam het bewustzijn...

dinsdag 8 januari 2008

Louis

"Pas op", riep de man, nog net voordat de wodkafles in splinters uiteen barstte op de houten vloer. Ik stap opzij en zeg: "zonde van al dat kostelijk vocht". Hij lacht en geeft mij een duw. De vrouw aan het eind van de bar glijdt van haar kruk. Duwt haar sigaret uit in de asbak en zucht. "Stelletje klootzakken!", schreeuwt ze in onze richting. Ze loopt naar het kleine keukentje achter de bar en pakt een emmer, een veger en blik en een dweil. Uit het kraantje tapt ze de emmer vol met heet water, de damp stijgt omhoog. Wanneer ze het gordijntje weer terugschuift en onze kant oploopt klinkt er plotseling gerammel en een klap. De roede valt naar beneden. Vanuit mijn ooghoek zie ik nog net een gelaarsd been in de deuropening verschijnen. De man naast mij duikt weg achter de bar, een paar krukken omver stotend en mij aan de kraag van mijn shirt meetrekkend in zijn val. "Ssst", maant hij mij tot stilte.

In mijn wang prikt het stuk glas dat nog aan de dop van de kapotte fles vastzit. Mijn bloed vermengt zich met de wodka op de vloer. Zo heb ik er geen plezier van, dit is dubbel zonde. Ik verbijt mijn tranen en geef geen kik. De man kijkt mij aan, één vinger op zijn lip, zijn andere hand in mijn nek, een stevige grip. Hij drukt mij vaster tegen de grond, ziet mijn verwonding niet. Ik staar hem recht in de ogen met een verbaasde blik. Achter de bar gilt de vrouw. Ze laat de emmer vallen, ik hoor het water over de vloer stromen. Ze gilt nogmaals en roept, "Auw, auw, heet, klootzak!". De laars stampt rond achter de bar, een oorveeg: "Houd je bek, bitch! Vertel waar die verrader is!".

De greep in mijn nek is steviger nu. Weer een gil vanachter de bar. De man naast mij kruipt voorzichtig langs mij, ik richt mij op, zie een pistool - een beretta - in zijn hand. Ik rol op mijn zij. Hij mikt in de richting van de bar. Ik trek het glas uit mijn wang, rol door en druk mijn handen tegen mijn oren. De knal is nog oorverdovend. Verbrand kruit spat op mijn huid. Ik kreun van de pijn. Twee schoten, de kogels slaan in op de kruk naast mij. "Verdomme, hufter", klinkt er vanachter de bar. De man is al verder gekropen. Gesleep vanachter de bar. "Nee, laat me gaan", een gil, de vrouw komt om de bar gerend richting de deur. Een schot, de kogel raakt haar been, weer een gil, ze strompelt verder, valt tegen de deur. Het glas geeft niet mee. Even lijkt het alsof ze terugveert en dan gekraak. Ze valt voorover door de sponning op straat.

Een laars om de hoek van de bar. Rood bloed druipt in een brede straal over het zwart glimmend leer. "Hé", klinkt het naast me, "Hé", iets harder nu. Ik ben nog half doof van de knal naast mijn oor. Een uitgestoken hand, "Mateo" zegt de man met het korte gitzwarte haar en een dikke stoppelbaard. Wat een moment om je voor te stellen. Ik steek mijn hand uit, open mijn mond en zeg "...", tegelijkertijd klinkt een schot. Het hoofd van Mateo dat vlak naast het mijne is, spat uit elkaar. Ik voel zijn bloed op mijn tong neerdalen. Vol walging kots ik mijn maaginhoud over de vloer. Tranen spatten uit mijn ogen. Ik kijk naast mij: Mateo's levenloze lichaam, we kenden elkaar nog niet eens. Hij stierf onwetend.