maandag 11 november 2013

Mateo

Hoe beschrijf ik haar, deze klassieke schoonheid die plotseling langs mij schrijdt. Ik, staand op de trap een beetje achterover geleund met in mijn linkerhand de palo cortado die ik net bestelde bij de broer van Antonio. Merk je hoe ik het moment uitstel waarop ik je vertel hoe ik haar ontmoette? Ze stapte voorbij en er was even een contact van blikken, en mijn ogen die langs haar gezicht, ogen, neus, mond, kaak, kin en vervolgens haren scanden. Maar het gebeurde al eerder, die eerste blik was duizend woorden waard. Duizend woorden over deze schoonheid die als een engel uit het niets voor mij verscheen. Waarop ik mij vast moest grijpen aan de leuning van de trap. Daar waar ik zonet nog achteloos tegen aanhing. Mijn ogen volgen haar, gehypnotiseerd. Ik zoek in de massa, waar ging ze heen? In alle rust staat ze aan de bar een bestelling op te geven. De kalmte, dat gevoel straalde haar vooruit. Al vóór ik haar zag was er een voelen van haar verschijnen. Mijn harte klopte sneller eer ik haar zag. En het zicht op haar uiterlijke schoonheid versterkte de aantrekkingskracht die ik voelde in mijn hele lijf. Wat een krachtige vrouw! Is het haar geur die ik onmerkbaar, onbewust op snoof? Is het iets anders dat haar vooruit snelde? Ik maak ruimte voor haar wanneer ze terug schrijdt naar haar tafeltje. Ik maak ruimte door de man voor mij een lichte duw te geven. Ze zal vlak voor mij passeren, en ik moet mijn hand voor haar opzij draaien. Anders zal ze tegen mijn glas stoten. Het is druk hier en die drukte is mij terwille. Even, heel even maar, draait ze in het voorbijgaan haar hoofd een slagje opzij, net genoeg om mij het wit in haar ogen te tonen. Ik volg haar passen, ze neemt plaats naast een iets oudere dame, haar moeder?

Hier stop ik, wetende dat de rest van deze kleine schets van een contact in de bar minder vrolijk is, minder positieve passie heeft. En nee, toch zal ik schrijven, zal ik delen wat ik voel. Dat ik me klein voel bij deze schone met haar prikkende ogen. En ik vermoed haar moeder naast haar, zij met dezelfde felle ogen. Vertelde ik al over haar lange haar? Opgestoken als bij een echte dame? Haar nek vrijmakend, die weer bedekt wordt door een sjaal! Ze kijkt me aan terwijl ik schrijf en haar ogen spreken boekdelen: "Kijk mij niet aan! Wat wil je van me?" Ik heb een meisje gevonden die vrouw aan het worden is. Wat een kracht, wat een strengheid in dit gezicht. Duizend woorden geef ik om haar een keer te zien lachen. Nu spreken ze over mij, om beurten kijken zij mij aan. De moeder. Ik kijk terug zonder schuld, zonder afwijzing, met een open blik: hier ben ik. De moeder, ze kijkt niet weg. Trotse vrouwen, allebei. Zij, het net nog meisje, lacht wanneer Antonio even een praatje komt maken. Ze heeft een mooie lach, grote rechte tanden. Haar gezicht is klassiek, de vraag is overbodig, haar neus is van het juiste formaat, Cleopatra zou jaloers zijn. Haar haar lang en donkerblond, haar wenkbrauwen vlak boven haar ogen en de oogbeenderen steken iets uit. De schaduw over haar ogen en de donkere wenkbrauwen geven haar een ietwat strenge blik. Wanner ze lacht verdwijnt die strengheid volledig uit haar gezicht. Dan stralen haar ogen door de donkerte van de schaduw die over haar voorhoofd valt. Wat een kracht in deze vrouw, ik ben onder de indruk. Ach dat zijn slechts kleine woorden. Onbeschrijfelijk hoe deze vrouw mij in één ogenblik betovert. Met duizend woorden doe ik haar veruit te kort. Ik ben slechts een schrijver, wat kan ik anders? En nu ze even alleen is terwijl haar moeder het toilet bezoekt, is ze weer een meisje dat veilig in een boekje wegduikt. De blik naar beneden gewend, angstig voor de buitenwereld. Ze is nog meisje, nog lang! Even later aan de bar sta ik naast hen. Terwijl zij een fles laten inpakken, reken ik af bij Antonio. Ze staat naast haar moeder, ik naast haar. Ze draait zich naar mij om, een brede glimlach volgt: lief meisje!

"Hé, wat doe je in mijn kamer?" Hij draait zich niet om, houdt het opschrijfboekje als trofee even boven zijn hoofd, opengeslagen. "Verdomme, wat moet je met dat boekje, David!" "Man wat heb jij gesnoven dat je dit soort dingen opschrijft? En zijn het duizend woorden? Vast niet! Professor wordt dichter, wat een onvermoed talent!" Hij draait zich om, klapt het boekje dicht en wil het mij aanreiken. Hij schrikt merkbaar van wat hij ziet. "Verdomme Mateo, wat is er gebeurd?" Hij legt het boekje voorzichtig op het bureau en komt op mij afgelopen. "Hé, laat eens kijken kerel, dat ziet er ernstig uit." Ik stap opzij, "laat nou maar even, ik ben al in het ziekenhuis geweest." "Echt?" reageert hij verbaasd bezorgd. "Ja, dat moest van de juten." "Heb je liggen knokken om een vrouw? Man ik ben trots op je! En ligt die ander in het ziekenhuis? Tjee, de professor slaat van zich af, dat moet in de krant! Hé Carmen, kom eens kijken, we hebben een held, nee een Romeo in huis!" "Hee stop effe mafketel, dit is helemaal niet om te lachen." Ik wil glimlachen om David's onbevangenheid. Onze vriendschap bestaat bij de gratie van onze botsende karakters, we verbazen ons dagelijks over elkaar. En de humor over de verschillen verbindt ons. We zijn allebei een beetje maf, dat zegt David tenminste altijd.

Elke spierbeweging in mijn gezicht eindigt in een grimas die ik ondersteun met gekerm. "Verdomme dat doet pijn, klojo", hij raakt even de zwelling onder mijn oog aan. Ik zie amper iets. Carmen komt de kamer in, "Hee mannetje, lekker stoer lopen doen? Dat is toch niets voor jou? Ik dacht dat jij altijd zo hoog opgaf over pacifisme en niet terugslaan en alles valt te bepraten?" "Begin jij nou ook al? Ik heb verdomme pijn, mijn gezicht ligt open, ik heb twee gekneusde ribben, mijn hand is gebroken en ik voel me doodziek, mag ik even rustig op bed liggen om langzaam te sterven. Oh, en Ana is historie." "Je kunt nog aardig lullen voor een lijk! Maar ga eens zitten ouwe en vertel!" David begeleidt me naar het bed, Carmen neemt naast mij plaats. Een arm om mij heen, ze wrijft troostend over mijn rug. Of is het een aanmoediging om mij te laten praten? Als er iemand nieuwsgierig is, dan Carmen toch zeker. "Kan ik niet wat te drinken krijgen?" "Ach lieverd, zal ik mijn verpleegsterpakje aantrekken?" Ze haalt een fles wodka en drie glazen. We proosten, "Op de liefde," klinken zij in koor. Ik murmel wat en sla de wodka in één keer achterover, houd mijn glas op voor een tweede. Ze schenkt bij, een dubbele. "Zo, vertel eens, wie is Ana en met wie heb je liggen vechten?"

"Ik stap buiten bij Vincenza net voor Ana en haar moeder en er begint een kerel tegen me aan te duwen. Wat ik moet met zijn zus en waarom ik zijn moeder loop te bespieden." "De broer is boos", David kucht even. "Dat hem dat niets aangaat zeg ik en ik loop de straat uit." "Het laatste wat ik weet is dat ik in een politiewagen wordt gesleept." "Wie is nou die Ana?" wil Carmen weten, haar zucht naar de romance heeft nog geen invulling gehad. "Natuurlijk die meid die laatst niet kwam opdagen in Dolorosa, toen Tejo ook al een blauwtje liep! Je hebt wel patent schrijvertje!" "Man lul niet, ik heb die hele Ana nog niet eens kunnen versieren!" "Wat moesten die juten van je? Jij had toch niet geslagen?" David wil de vaart in het verhaal houden. "Nee, maar die moeder blijkt dus gebeld te hebben naar die zoon én meteen daarna de politie, om te zeggen dat ze werd lastig gevallen." "Dus ze liet je beschermen tegen de broer, nadat ie zich even op je had mogen uitleven? Wat een vuile praktijken! Wat weet jij van die familie? En hoe weet jij dit allemaal?" Ik ga verder: "Op het bureau moest ik eerst een verklaring afleggen, ik heb dat boekje laten zien, en verteld dat ik literatuur studeer hier aan de uni en dat ik schrijf, een beetje. Dat stukje viel in goede aarde, ze hadden het meisje gezien en mijn beschrijving werd bevestigd. Ik kreeg nog een schouderklop van de commissaris." "Welk stukje?" Carmen knijpt even in mijn zij. David wuift haar vraag weg, "Laat hem nou even vertellen!"

"Daarna vroegen ze of ik een aanklacht wilde indienen. Nou ja vragen: het werd geopperd dat het mogelijk was, maar..." "Wat!" David springt op. "Ze wilden het in de doofpot stoppen?" "Nou ja, het lag nogal precair en de moeder had al een aanklacht wegens lastig vallen van haar dochter voorgelegd en die wilde ze wel intrekken als ik niet te moeilijk zou doen!" "Wat een vuillakken!" David stampvoet door mijn kamer. "Hé dolle, ga even zitten! Jij ben toch niet in elkaar geslagen! Hoe ging het verder Mateo?" leidt ze de aandacht terug naar mijn verhaal. "Ik heb onderhandeld, dat ik het meisje dan wilde spreken en dat ik tekst en uitleg wilde. Dat was allemaal moeilijk, moeilijk. Ze begrepen het wel maar er waren belangen en zus en zo. Kortom een heel verhaal. Ik heb ze mijn perskaart laten zien." "En toen? Werd je toen geboeid afgevoerd naar het cachot?" David lacht schamper, hij laat duidelijk merken dit een slecht scenario te vinden. Als het aan hem ligt dan zit er hier binnen een uur een team van advocaten dat het tot de bodem toe gaat uitzoeken en heel Montpellier voor de rechtbank laat verschijnen. "Euhh er was opeens wat spanning in de kamer. En binnen een minuut zat ik in een kamertje alleen. Even later kwam Ana binnen en we hebben gepraat." "En!" Haar ogen fonkelen van de nieuwsgierigheid. "Dat was het." Ze duwt me haast van het bed af. Ik lach en schiet in een kramp van de pijn.

zondag 10 november 2013

Corse

"We moeten praten Mateo, nu het nog kan, nu nog niemand wat weet." Ik kijk haar verbaasd aan, voor de derde keer noemt ze me Mateo, is ze wel helemaal lekker? "Hé, wat is dat toch met dat ge-Mateo naar mij?" Nu is het haar beurt om verbaasd te zijn. "Hoezo? Doe niet zo raar! Gaat het wel goed met je?" "Afgezien van wat duizeligheid en een enorme koppijn valt het wel mee ja!" Ik snap niets van haar opmerking, wat is er aan de hand. Waar denkt zij aan? "Weet je nog wel hoe ik heet dan?" Ik kijk haar aan met een lege blik. Dan staar ik in de verte, ik peins, althans ik doe alsof, ik denk helemaal niet, ik ben blanco in mijn hoofd. "Euhh, dat zou ik wel moeten weten hé?" de vertwijfeling klinkt duidelijk door in mijn stem. Ze kijkt me vragend aan. "Weet je wel hoe jijzelf heet als je naam niet Mateo zou zijn?" "Maar die man in die bar, dat is toch Mateo?" ik raak langzaam de draad kwijt, hier snap ik niets van. Maar ik kan ook geen naam bedenken die op mij van toepassing is, ik weet het echt niet. Hoe vertel ik dat haar nu? Ik kijk haar weer aan, tranen rollen over haar wangen, haar handen liggen open, de palmen omhoog, op haar knieen. Dan de vraag: "Maar weet je dat dan niet? Echt niet?" Ze snikt het uit, lange halen, haar handen gaan voor haar gezicht, ze buigt wiegend voorover. Ik streel haar rug. Intuitief, het voelt als vanzelfsprekend wat ik nu doe, ik pak haar vast en kus haar nek, haar handen, ik troost haar.

Nog even blijft ze in mijn armen uithuilen, dan is ze resoluut. Ze duwt me weg, droogt haar tranen met de mouwen van haar jasje. Ze kijkt me streng aan. "Luister, ik ga je wat vertellen, dat zul je niet leuk vinden, maar je moet het weten. Ik weet niet wat er met je gebeurd is de afgelopen maanden, daar komen we nog achter. Jij moet nu weten wat de situatie is, voor jouw en mijn veiligheid." Ze knikt en kijkt me ernstig en doordringend aan. "Begrepen, Mateo?" Ik haal mijn schouders op, "Ik weet echt niet waar je het over hebt, vertel maar wat je te zeggen hebt." "Hou je vast dan hier komt het. Die man in die bar, dat was Luis." Ik reageer niet, net als de dagelijkse krant raakt dit nieuws mij niet. Ze fronst en kijkt me bedrukt aan. "Wat ben jij een ontzettende harde! Wat is er toch met je aan de hand Mateo? Waar zit je gevoel? Waar ben je gebleven?" Nu is het mijn beurt om kwaad te worden: "Wat denk je wel? Jij stormt een bar binnen waar ik net met een voor mij wildvreemde een goed gesprek heb. Nog voordat ik kennis kan maken knal jij de barvrouw af en vervolgens mijn drinkmaatje die mij nog net zijn naam toefluistert. En nu zeg jij dat ik hem ben en hij Luis heet. En wat is dat met die rit naar het vliegveld? En dat je mij buiten westen sloeg? En waar vliegen wij eigenlijk heen? Mag ik ook even wat informatie?"

Zwijgend knikt ze me toe. Haar gezicht in volledige kalmte gehuld. Ze begrijpt, eindelijk begrijpt ze. "Claro. Jij weet niet wat je volgens mij allemaal wel moet weten. Even de dingen op een rijtje. Jij bent Mateo, punt. Vertrouw me maar, als jij het niet weet dan vertel ik het je wel. Of jij vertelt me nu dat je anders heet en dan is er een grote vergissing in het spel." Ze kijkt me één seconde vragend aan. Ik knik, ik heb geen naam in gedachten, ik weet het niet. "Goed, die man in de bar: Luis, mijn broer." Ze slikt haar tranen weg, ze huilt niet meer. "Tot zover duidelijk?" "Jawel commandant" antwoord ik in een reflex. Ze grijnst, "Ha dat weet je dus nog wel!" Vragend kijk ik haar aan. "Nou ja onbewust dan." vervolgt ze. "En ik, lieve Mateo, ik heet Ana. En zeg nu niet aangenaam want we zijn al zeven jaar geliefden." Ze slikt weer, maar kan niet voorkomen dat de tranen weer vloeien. Bewegingsloos staar ik voor me uit. "En dit moet ik allemaal maar aannemen? Ook al heb ik daar zelf helemaal geen beeld bij? Wat jij mij zegt is gewoon een verhaaltje dat je hier zit op te dissen en waarom je dat doet is mij volkomen een raadsel." Ze slaat me keihard in mijn gezicht. "Verdomme!" Ze staart voor zich uit. De piloot draait zich naar haar om en knikt een keer: "Gaat het nog? Of moet ie maar overboord?" Hij laat er een luide lach op volgen.

"Ik ben moe, ik wil slapen!" bijt ik haar toe. "Ga maar slapen dan, laat het maar gebeuren, neem maar geen verantwoordelijkheid. Kun je straks weer zeggen dat je van niets wist!" Haar blik dringt door tot in mijn hart, ik voel de scherpte van haar woede in mijn buik. "Wat wil je dan van me? Wat je me vertelt zegt me helemaal niets, ik kan er niets mee, ik weet er niets van. Het is voor mij grote onzin." Mijn directheid zint haar niet, ze pakt mij bij mijn bovenarm, en knijpt zo hard ze kan. Haar woede uit ze fysiek, ze doet me pijn. Ik laat het zo min mogelijk merken, ik houd me groot. Dan opeens laat ze me los. Ze tikt de piloot op zijn schouder, ze praten even met elkaar. Voor mij te zacht om het te volgen. Na wat gedraai aan wat knoppen voert hij een gesprek over de radio. Ana geeft me een kus op mijn bovenarm, kijkt me liefdevol aan en vleit zich tegen mijn schouder. "Slaap maar Mateo, rust maar uit. En als je wakker wordt is alles beter, dat beloof ik je." Mijn vermoeidheid wint het van mijn verwarring en onrust. Ik zak weg in een diepe slaap.